Snap
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com
  • Fictie
  • voorlezen

Verrot Spannend!

Hoofdstuk 6

Joep en Sep zitten in het donker op Seps bed. Ze hebben de beer en de stoel voor de schimmelplek weggeschoven en kijken naar de vieze brei op de muur. ‘Denk je echt dat het kan?’ vraagt Joep fluisterend. Sep knikt. Hij weet het helemaal niet, maar ze moeten íets doen. Wie weet verdwijnen ze straks zelf wel. Of zal dat niet zo werken. Zal papa ergens wel bestaan en ook hun vader zijn? Hij heeft zoveel vragen. Zoveel. Zijn hoofd doet er zeer van. Hij zucht. ‘Kom op Joep. Vest dicht.’ Ze ritsen hun zwarte vesten dicht en staan op van het bed. Langzaam lopen ze naar de schimmel. De draden krioelen en bewegen weer als levende wezens, in de verte glimt er af en toe een klein lichtje. ‘Voeten eerst,’ fluistert Joep en hij steekt zijn linkervoet in de gore massa. Weer voelt hij de koude greep om zijn enkel. Ook Sep zet zijn voet erin. En dan staan ze weer tegen de muur. ‘Spiderman, spiderman…’ begint Joep zacht te zingen voordat ze opgeslokt worden door de kolkende koude massa schimmeldraden. Als ze hun ogen opendoen zijn ze op het dak van een enorm flatgebouw. De wereld om hun heen is donker. Boven hun hoofden staan de zelfde sterren als altijd. Ze zitten op hun billen en wrijven even over hun gezicht. In Joeps pony zit een klontje schimmel. Snel veegt hij het weg. Getver. De duizeligheid verdwijnt snel en ze staan op. Ze lopen over de gladde tegels op het dak naar het muurtje dat het hele dak omrand. Ze kunnen precies over de rand kijken en zien naast dit gebouw een zelfde gebouw. Aan de andere kant ook. Aan de overkant staat zelfs een nog hogere woontoren. Alle gebouwen zijn groot, grijs en rechthoekig. Geen versiering, geen balkon. In sommige kamers van de flat aan de overkant branden nog lichten, maar de meeste zijn donker. Ze kijken naar beneden, naar de straat. Sep vindt dat een naar gevoel, zo in de diepte kijken. Vorig jaar waren ze op vakantie naar Engeland geweest. Hij had gedacht dat ze lekker aan het strand zouden gaan chillen. Mama had een camping geboekt met uitzicht op de zee. Ze had er alleen niet bij vertelt dat de camping bovenop een klif was. Voordat ze in de zee konden zwemmen, moesten ze eerst een helse wandeling maken. Ze liepen met alle strandspullen over hele smalle paadjes, met vlak ernaast een enorme diepe afgrond. Nergens waren er hekjes langs het pad. Mama vond het soms zo eng dat ze moest huilen. Dat was als ze langs het stuk liepen waar in de voorgaande winter delen van de klifwand naar beneden waren gestort. Tijdens die vakantie ontdekte Sep dat hij ook niet zo van hoogtes hield. Hij houdt zich nu dus stevig vast aan het betonnen randje van de muur. Ze zien een smal, zwart autootje langzaam richting de hoek van de straat rijden. Op het dak zit een vierkante zilverkleurige kist met daarop een lichtgevende bol. Uit de bol schiet een blauwe lichtstraal van links naar rechts en weer terug. Als een soort zoeklicht. De auto heeft geen ramen. ‘Hij heeft geen ramen, Sep,’ zegt Joep. Hij stoot even met zijn ellenboog tegen zijn broer. Sep knikt langzaam. Dan rijdt de auto zonder bestuurder, bedenkt hij zich. Wat vreemd. Plotseling schiet er een rode straal uit de bol. Pijlsnel. Er klinkt gekerm vanaf de stoep. Ze buigen een beetje voorover om beter te kunnen zien wat er gebeurt. Op de stoep voor de flat waar ze op staan ligt een oude man. De man huilt en grijpt naar zijn benen. ‘Sep, wat was dat?’ Joep stem klinkt ongerust. Op dat moment voelen ze dat er iemand achter hen staat. De haartjes achter op Sep nek gaan omhoog staan. Kippenvel kruipt van zijn nek, over zijn rug naar zijn armen en benen. Ze horen zacht de ademhaling van een persoon. Meteen daarna krijgen ze alle twee een hand voor hun mond. Ze worden bij de rand van het dak weggetrokken, naar achter. ‘Willen jullie dood, ofzo?’ fluistert een stem kwaad. Kwaad en een tikkeltje ongerust. Ze herkennen de stem. Het is de stem van Yrsa. Een golf van opluchting trekt door ze heen. ‘Kom en houdt je mond tot we binnen zijn,’ fluistert ze. Langzaam haalt ze haar handen voor de monden van de jongens weg. Als ze zich omdraaien zien ze Yrsa staan in het maanlicht. Ze schrikken als ze haar goed bekijken. Haar linkeroog is dik en blauw en er zit een snee in haar onderlip. Snel volgen ze haar naar een klein ijzeren hokje dat achteraan op het dak staat. Er zit en deur in die op een ruime kier staat. ‘Niet aan de deur komen, hij piept,’ zegt Yrsa en ze wurmt zichzelf tussen de kier door naar binnen. De jongens volgen haar. Ze lopen op hun tenen en houden hun mond stijf dicht. Zelfs als Joep zijn hoofd tegen de deurpost stoot. Normaal huilt hij dan en schopt tegen het ding waar hij zich aan stoot. Zodat hij dan ook nog een zere voet heeft.
‘Als eerste: reizen zonder paddenstoel is spelen met je leven. Jullie hadden echt geluk dat mijn terugreis nog openstond. Doe dit nooit meer!’ begint Yrsa. ‘En als tweede, vertel op. Wat dóen jullie hier sowieso opeens?’ Yrsa klinkt boos. Ze kijkt ook niet blij. Sep en Joep zitten naast elkaar op het onderste bed van een metalen stapelbed. De kamer is klein. Er staat verder nog een bureau met een krukje. En een kledingkast. Alles meubelen zijn grijs. Ook de dekens op het bed. De enige kleur komt van een klein knuffeltje. Naast Yrsa’s kussen staat een klein, gek knuffeldiertje. Het lijkt wel een soort Pokémon. Hij heeft alle kleuren van de regenboog, een spits snuitje en rondje oortjes. Zijn kraaloogjes staan donker. Joep pakt het knuffeltje en aait hem. Joep houdt enorm van knuffels. ‘Waar is je echte?’ vraagt hij aan Yrsa. Ze haalt haar schouders op en krijgt tranen in haar ogen. ‘Weg,’ zegt ze. ‘Meegenomen, denk ik.’ Ze voelt even aan haar zere oog. Au. Haar gezicht vertrekt in een pijnlijke grimas. Dan begint Sep te vertellen over zijn moeders litteken en zijn vader. Of beter gezegd, zijn ontbrekende vader. Joep moet een beetje huilen en knuffelt het knuffeltje. Yrsa loopt naar hem toe, aait hem even over zijn haar en pakt dan het knuffeltje voorzichtig af. Ze legt hem onder haar kussen. Nu is de hele kamer weer grijs. Ze gaat op het krukje zitten en kijkt naar het bovenste bed. Dat is het bed van haar broer Sem. Sem is al bijna 18. Dan staat ze op en steekt haar hand onder het kussen van het bovenste bed. Het kleine boekje dat ze de vorige keer bij zich had komt er onder vandaan. Ze slaat het open. ‘Kijk, dit boekje is van Sem. Dat is mijn broer. Ik vond het in zijn matras. Hij had het stiksel los gemaakt en hem erin verstopt.’ ‘Wordt hij niet boos als je aan zijn spullen zit?’ Joep kijkt verbaasd. Sep wordt zeker wel kwaad als hij zoiets zou doen. ‘Ik moest wel. Hij was al drie nachten niet thuis gekomen. En ik had geen idee waar hij was. Normaal gesproken krijg je binnen twee dagen een brief thuis als iemand er niet is. Dan is diegene vastgezet, in een cel, door De Partij. Maar die brief was er na drie dagen nog steeds niet.’   Ze bladert verder. Al eerder had ze de jongens verteld over de regering van het land in deze tijd: De Partij. Hoe het precies zit weten ze niet, maar wel dat Yrsa het er niet mee eens is. Als ze het woord zegt “De Partij’ trekt ze een beetje haar neus op en kijkt vies. Sep had gevraagd over welke partij ze het had. Hij had pas op school over de verkiezingen geleerd en de Tweede en Eerste Kamer. Yrsa had hem verbaasd aangekeken. Ze wist niet beter dan dat er maar één partij was: De Partij. Verkiezingen waren er al heel lang niet geweest. Zelfs haar ouders, die in de andere kleine kamer sliepen, kenden geen verkiezingen.  Af en toe laat ze stukjes tekst en kleine tekeningen aan de jongens zien. ‘Eerst begreep ik er niets van. Of in ieder geval niet veel. Toen zag ik op de laatste bladzijde drie adressen staan. Eentje van die adressen is hier in de woontoren tegenover. Dat adres wist ik wel te vinden dus.’ Yrsa doet het boekje dicht en stopt hem in de matras van haar broer terug. ‘Ik heb het boekje alleen bij mij als ik reis,’ zegt ze. ‘Het is het jaar 2173, dat heb ik al vertelt toch?’ De jongens knikken. ‘Al sinds het begin van de Partij in 2123 moeten jongens wanneer ze 18 zijn zich melden. Ze krijgen een baan aangeboden. Een stomme, saaie baan die ze niet mogen weigeren. En sommige jongens hebben pech. Die moeten het leger in.’ De jongens knikken weer. Yrsa had al verteld dat er op veel plekken in de wereld in deze tijd oorlogen zijn. En dat alle landen zich ermee bemoeien en soldaten sturen. Ze begrijpen dat Sem daar geen zin in had. En hij was bijna jarig. ‘Dus hij is op de vlucht geslagen?’ vraagt Sep. ‘Dat denkt iedereen,’ antwoordt Yrsa. ‘Maar wat ik hier lees, in al deze aantekeningen is iets anders. Volgens mij wil hij kijken of hij de geschiedenis kan veranderen. Wil hij zorgen dat de Partij nooit aan de macht kon komen.’Joep kijkt boos. ‘Nou geschiedenis veranderen kan zeker wel. Dat hebben wij ontdekt.’Yrsa zucht. ‘Ik weet het. Maar voor iets grootst als een heel land veranderen moet je goed speurwerk doen. Misschien moet je terug naar de jeugd van de oprichter van de partij. Ik weet het niet.’ ‘En is dit alles wat hij heeft achtergelaten?’ vraagt Sep en wijst naar de matras waar het boekje in zit.Yrsa schudt haar hoofd. ‘Hij heeft nog een blauw boekje. Ik denk dat hij die mee heeft.’
Even zijn ze alle drie stil. Joep pulkt aan zijn schoen en Sep bijt op een velletje van zijn lip. ‘En nu?’ vraagt hij en kijkt Yrsa aan. Ze haalt haar schouders op. ‘Als ik eerlijk ben weet ik er niet veel vanaf. Toen ik bij jullie kwam was ik op zoek naar Sem. Maar misschien is hij niet vanaf dit adres gereisd. Er zijn meer plekken, weet je.’‘Of misschien naar een andere tijd? Hoe kun je hem in godsnaam vinden als je de keuze hebt uit zoveel verschillende tijden?’ vraagt Sep. Hij voelt de moed een beetje in zijn schoenen zinken. Waarschijnlijk heeft ze geen idee hoe ze hun vader terug kan laten komen. Yrsa wijst naar de matras waar het boekje in zit. ‘Daarin staan alle belangrijke data over het ontstaan en de oprichting van de Partij. Maar zelfs ook over de voorouders van de oprichter Claus Poortman. In neem aan dat hij naar een van die tijden is.’ ‘Wie is Claus?’ vraagt Joep. ‘De oprichter van de Partij.’ Yrsa wijst naar het handvat van de bureaulade. In het metaal zit een afbeelding gedrukt. Sep leun naar voren om het te bekijken. Het is een soort poort met erboven een gezicht van een kale meneer met een brilletje. Dan opeens valt het hem op dat dit logo op veel meer plekken aanwezig is. Hij ziet het op de deurklink, op het waslabel dat aan de kussenhoes zit en zelfs op Yrsa haar schoenzolen. Yrsa staat op en pakt het knuffeltje onder haar kussen vandaan. Ze aait zijn vacht glad en alle kleuren verdwijnen. De buitenste haren zijn grijs en bedekken alle vrolijkheid. Aan de onderkant zit een klein gaatje en ze pulkt er voorzichtig aan. Dan trekt ze er het kettinkje met de paddenstoel uit. Als ze die gister bij zich had gehad, toen ze ondervraagd werd door de politie waren de gevolgen rampzalig geweest. Maar ze besluit dit maar niet tegen de jongens te vertellen. Ze merkte dat ze dit allemaal al bijna niet te geloven vonden. ‘Over twee uur wordt het licht. Dan moeten we weg zijn. Overdag moet je overal je identiteitskaart laten scannen en die hebben jullie niet.’ Ze loopt naar de deur. De jongens staan op.‘We gaan eerst langs Jorn. Het is alleen de straat over. Dat redden we.’ Ze legt een vinger op haar lippen als teken dat ze nu stil moeten zijn en opent de deur

Hi! Praat je ook mee met postauthor?

Sharing is caring! Deel ook jouw ervaring of mening over dit onderwerp.

Pssst... Ben je er nog?

Er staan nog meer inspirerende verhalen op je te wachten! Maak nu gratis een account aan of log in om verder te gaan.

Nooit meer iets missen van Mamaplaats?

Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief!

Hi! Laat je ook een reactie achter bij Maartjemm?

Of praat mee en deel direct jouw ervaring of mening!

Heb je ook een verhaal of tips om te delen?

Start dan nu je eerste post! Een story, forumtopic of poll plaatsen kan ook.