Snap
  • fictiefverhaal
  • Fictie
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com

Verrot Spannend!

Hoofdstuk 4

‘Jongens?’ roept mama weer en ze loopt de trap op. Ze horen de eerste trede al kraken. Ook horen ze haar mopperen over speelgoed op de trap. Het klinkt alsof ze stilstaat om het te verzamelen. Het gaat niet helemaal goed want het klinkt alsof er lego kapot valt. Mama scheldt zachtjes. ‘Kom nou Sep,’ fluistert Joep. Sep kijkt snel zijn kamer rond. Ze kunnen niet zomaar spoorloos verdwijnen, dan raakt mama ongerust. Misschien belt ze dan de politie. Al denkt Sep nog steeds niet echt dat ze straks echt verdwijnen. Hij pakt het potloodje van zijn bed en de topotoets, met op de achterkant de gekke tekening met de paddenstoelen. Er is nog genoeg ruimte om iets op te schrijven op het blaadje. Wij zijn buitenspelen, groetjes Sep en Joep. Hij schrijft met grote, duidelijke letters en schuift daarna de brief onder de slaapkamerdeur door de overloop op. Op deze manier komt mama misschien zijn kamer geeneens binnen en ziet ze Yrsa ook niet. Sep moet er niet aan denken wat mama allemaal gaat doen als ze een meisje op zijn kamer ontdekt. Dat gaat ze natuurlijk tegen papa vertellen. En er samen grapjes over maken. En misschien vertelt ze het zelfs tegen zijn vrienden. Hij wil niet bekend komen te staan als iemand die met meiden speelt. Dan pakt hij toch ook maar de hand van Yrsa. Ook hij voelt de botjes in haar koude hand. Ze pakt hem stevig vast. ‘Oké, zegt ze, ‘eerst je voeten, dan wordt je niet vies.’ Ze steekt haar linkervoet uit en drukt hem in de schimmel. De jongens doen hetzelfde. Het voelt alsof een koude, klamme hand hun enkel vastpakt. Het voelt verrassend stevig. Dan zetten ze hun volgende been tegen de muur en even staan ze als een soort spidermannen tegen te muur geplakt. Maar binnen minder dan twee seconden grijpt de schimmel omhoog langs hun been. Tot hun knie en dan hun hele lijf. Het sleurt de twee jongens en het meisje de muur in. Weg. Zo lijkt het. Maar niets is minder waar. Nog voor ze volledig kunnen beseffen wat er gebeurt staan ze in de schaduw in een zonnige tuin. Ze zijn nog geen seconde weg geweest, zo voelt het. Maar ergens in hun gedachten hangen flarden van kleuren en geuren. Van tijden en plaatsen die voorbij zijn geschoten zonder dat ze het merkten. Ze halen even diep adem. Op de buitenmuur van het huis zit een schimmelplek. Hij heeft dezelfde grillige vorm en kleur als de plek in Sep zijn kamer. Ze kijken de tuin rond, het is een achtertuin zien ze. Er is een klein grasveldje met een konijnenhok erop. Zo eentje waarbij het konijn het gras kan eten. Een ren heet dat, denkt Sep. Aan het einde van de tuin, achterin, staat een stenen schuurtje. Het heeft een plat dak en gebloemde gordijntjes voor de raampjes. Waar ze nu staan, zo vlak bij het raam, liggen grijze tegels. In de hoek staat een houten zandbak met wat schepjes en vormpjes erin. Sep loopt naar het raam en gaat er dicht met zijn gezicht tegenaan staan om naar binnen te kunnen kijken. Hij moet zijn handen tegen het glas drukken om het licht tegen te houden. Hij ziet links een kleine keuken. Als hij rechtdoor kijkt ziet hij een woonkamer en een openhaard. In hun eigen huis is precies een zelfde openhaard. Alleen zijn thuis de stenen wit en hier steenkleur. Hij kan ook via het achterraam door het voorraam de straat in kijken. Het huis van de overburen staat eigenlijk in een andere straat zodat hij nu naar de achtertuin van de buren kijkt. Net als thuis, denkt hij. Dat zie je niet vaak. Hij draait zich nog eens om en bekijkt het schuurtje. Hij bedenkt er in zijn hoofd een mountainbike tegenaan en de gordijntjes weg. Net als thuis, denkt hij weer. Als hij het gras, de zandbak en het konijnenhok wegdenkt en er in plaats daarvan grote tegels, een tuinmeubel-set en parasol plaatst, is het precies de achtertuin van thuis. ‘Herken je het?’ vraagt Yrsa. Ze kijkt Sep afwachtend aan, hij knikt langzaam. Joep staat ondertussen de bladeren van paardenbloemen door het gaas van het konijnenhok te drukken. Het witte konijntje trekt met zijn scherpe tandjes gretig het lekkere groen door het gaas naar zich toe.Dan horen ze voetstappen en mannenstemmen in de steeg naast het huis. Er klinkt geratel van een kruiwagen en een sleutel wordt omgedraaid in de poort. Yrsa pakt Sep bij zijn mouw en fluistert hard naar Joep dat hij moet meekomen. Joep wil liever het konijntje blijven voeren, maar hij hoort aan haar stem dat het serieus is. Snel staat hij op. Ze sluipen vliegensvlug het kleine schuurtje in. Wat een geluk dat de deur niet op slot was. Op het moment dat ze de schuurdeur achter zich sluiten vliegt de poort van de tuin open. De mannen lopen luid pratend en lachend de tuin in. Ze hebben allerlei spullen bij zich. Er komt zelfs iemand een cementmolen de tuin in rijden. Yrsa, Sep en Joep gluren voorzichtig tussen een kier in de gordijntjes door. Na een tijdje gaat de achterdeur open en een vriendelijke vrouwenstem roept: “koffie!’ Ook kunnen ze de vrouw goed zien vanuit de schuur. Op haar arm draagt ze een klein meisje. Het meisje heeft een lichtblauw jurkje aan en twee vlechtjes in. Het is vast het kindje dat normaal in de zandbak speelt. Ze zwaait lachend naar de werkmannen met een knuffeldier dat ze in haar hand heeft. De werkmannen kijken nog even naar wat ze aan het doen waren en leggen dan een voor een hun werk neer. Als de mannen hun werkschoenen bij de achterdeur hebben uitgetrokken en achtergelaten trekt de laatste de deur achter zich dicht. Nu horen ze de lage stemmen van de mannen alleen nog maar in de verte. De poort staat op een kier, zien de kinderen. Zachtjes drukt Yrsa de schuurdeur open en rent de paar meter naar de tuinpoort. Ze bukt een klein beetje voorover tijdens het sprintje. Er gebeurt niks. De stemmen blijven doorpraten en lachen binnen in huis. Snel rennen ook Sep en Joep over het gras naar de poort. Sep is de laatste die er doorgaat en trekt zachtjes de poort helemaal dicht. Straks loopt dat kleine meisje er nog uit, denkt hij. ‘Waar willen jullie heen?’ vraagt Yrsa. Ze staan met zijn drieën in de steeg naast het huis. Hun hartslag is weer normaal. Het verschuilen voor de werkmannen was spannender dan het tijdreizen zelf. Ze voelden zich een soort inbrekers. ‘Waar zijn we eigenlijk ?’ vraagt Joep. Voorzichtig lopen ze de steeg uit en de straat in. ‘Zelfde plaats, andere tijd,’ zegt Sep en hij kijkt verwonderd om zich heen. Hun eigen straat met oude huizen is hetzelfde en toch helemaal anders. Het huis van buurman heeft een ander raam ziet Sep. Twee kleine ruitjes in plaats van een grote. Het huis van de buren daarnaast is de helft kleiner dan toen Sep er gister langs fietste. Al was gister dan weer 36 jaar later. Hij probeert dat maar gewoon te accepteren zonder het te begrijpen. De auto’s die in de straat geparkeerd staan, zien er uit alsof ze uit de oude speelgoedbak bij oma komen. Het zijn er ook veel minder dan tegenwoordig. Papa zou nu niet hoeven klagen over het niet kunnen parkeren voor zijn eigen huis. Er komt een wit met blauw busje de straat in rijden en stopt halverwege. Hij staat gewoon midden in de straat stil. Het is een ouderwets vrachtwagentje met op de zijkant de letters SRV, drie sterren en er staat ook nog zuivelservice op. De chauffeur stapt uit en opent een zijdeur. Daarna gaat hij door de voordeur weer op zijn stoel zitten. Naast zijn stoel staat op een verhoging een soort enorme rekenmachine. De man drukt op een knop en met een het geluid van een belletje springt er een lade met geld open. Aha, denkt Sep, dit is een soort kassa. Verschillende voordeuren gaan open en dames met gekleurde plastic boodschappentassen lopen door de straat en stappen de auto in. ‘Kom, zegt Joep en hij holt op de wagen af. Wanneer ze er vlak bij zijn stappen er twee vrouwen vrolijk kletsend uit. Joep en Sep gaan naar binnen. In de wagen staan blikken soep en erwten, potten wortels, broden en zakken aardappelen. Ook staan er kratjes met vers fruit en bloemkolen. Joep graait al in zijn zak naar verloren euro’s en begint zijn muntjes in zijn hand te tellen. Yrsa houdt zijn hand tegen en schudt haar hoofd. Ze horen de chauffeur zeggen: ‘Dat wordt dan drie gulden vijftig.’ Een oude mevrouw met grijze krullen knikt naar de chauffeur. Uit een groen-oranje geruite tas pakt ze een grote zwarte portemonnee en graait erin. Dan overhandigd ze de man een grote zilverkleurige munt en een wat kleinere. ‘Alstublieft,’ zegt ze en doet haar boodschappen in de tas. ‘Wow,’ zegt Joep en kijkt naar de munten in de hand van de man. Sep sleurt hem mee naar buiten. ‘Zag je dat Seppie, die munten? Die heeft papa ook in de vitrinekast. Cool!’ Joep blijft steeds even achterom naar de wagen kijken. De vrouwen zijn allemaal weer hun huizen in gegaan en de chauffeur start de wagen. De kinderen lopen over de stoep richting de spoorwegovergang, de wagen rijdt hen rustig voorbij. Ze lopen verder richting het station. Soms fietst er iemand voorbij en stoten de jongens elkaar aan en lachen stiekem. De mensen dragen wijde spijkerbroeken, kleurige bloezen en de mannen hebben bijna allemaal een grote snor. Maar het meest grappig vinden ze de kapsels. Het lijkt wel een omgekeerde wereld. Vrouwen hebben allemaal veel gel in hun haar en de mannen juist niet. Ook zijn ze langs wat kinderen gelopen die buiten speelden. Een groepje was aan het knikkeren, twee meisjes reden rondjes op geel met blauwe rolschaatsen en twee jongens gooiden een bal van de ene kant van de straat naar de andere. ‘Wat doen jullie?’ had Joep geroepen. ‘Stoepieranden,’ riep de jongen met het bruine haar terug en gooide de bal precies tegen de stoeprand aan de overkant, waardoor hij terugkaatste. ‘Meedoen?’ vroeg hij. Maar Sepp zegt nee, voordat Joep kan antwoorden. Bij het station staan geen incheck palen en poortjes. Op het perron staan de mensen in groepjes met elkaar te praten, niemand kijkt op een telefoon. Een enkeling leest een krantje op een bankje. Wanneer ze langs het bankje lopen ziet Sep datum bovenaan de krant. Even krijgt hij kippenvel en een rilling loopt over zijn rug. Het klopt, het is echt 1987. Hij ziet het zwart op wit staan. Even kijkt Sep snel achterom. Hij heeft al even het gevoel dat ze gevolgd worden. Ziet hij nu iets achter een muurtje verdwijnen? Hij wrijft in zijn ogen. Het zal wel een kat geweest zijn. Niet helemaal gek dat hij zich een beetje raar voelt, denkt hij en haalt zijn schouders op. Rustig wandelen ze verder.‘Het wordt tijd om terug te gaan,’ zegt Yrsa. Ze hebben een rondje gelopen. Ze lopen nu aan de andere kant hun straat weer in. Hun toekomstige straat. Ze zien de werkmannen wegrijden in hun auto’s.De voordeur van het huis staat op een kier. Een klein meisje loopt de deur uit met een teddybeer onder haar arm. Zonder te kijken loopt ze de straat op. De laatste werkauto rijdt achteruit, terug de straat in. Hij rijdt ook best snel. Het meisje kijkt naar de overkant van de straat waar een gevlekte poes zijn pootjes likt. ‘Hee, poesie,’ zegt ze met een hoog stemmetje. De auto komt steeds sneller dichterbij. Het meisje gaat gehurkt midden op de straat zitten en steekt haar kleine handje uit om de poes te lokken. Zonder verder na te denken rent Sep de straat op en trekt het meisje de stoep op. Precies op dat moment klinkt een harde gil uit de deuropening. De moeder van het meisje staat met haar hand voor haar mond en ziet hoe het nét goed afloopt. Ze pakt het meisje aan van Sep en zegt wel honderd keer dankjewel. Tranen stromen over de wangen van de mevrouw. Steeds als de kinderen verder willen gaan begint de vrouw weer te praten. Ze heeft al vertelt dat de voordeur slecht dichtgaat. En ze heeft hen alle drie een ijsje gegeven. Een staafje ijs in een plastic zakje. Je moet in de onderkant knijpen om hem een beetje omhoog te laten glippen. Je krijgt er hele koude handen van. ‘We moeten nu echt gaan,’ zegt Yrsa en ze staat op. ‘Wacht nog heel even,’ zegt de vrouw en loopt naar binnen. Als ze terugkomt heeft ze een grote, zwarte fotocamera in haar hand. Nog voordat iemand iets kan zeggen heeft ze een foto gemaakt van Joep en Sep met daartussen het kleine meisje. Ze eten alle drie het ijsje. Yrsa staat naast de vrouw en gebaart naar de jongens dat ze NU moeten komen. De jongens zien dat Yrsa geschrokken kijkt. Ze meent het heel serieus. Sep geeft het meisje een aai over haar hoofd en ze zwaaien nog eens naar de aardige mevrouw. Ze bedanken haar voor het ijsje. ‘Wat leek die mevrouw op mama he?’ zegt Joep als ze de steeg inlopen. Sep denkt even na. ‘Ja, maar dat kan mama sowieso niet zijn. Mama is geboren in 1984.’ Joep knikt. ‘Maar toch leek ze. En ze woont in ons huis.’ Hij vindt het maar toevallig. Heel toevallig. Als ze weer in de achtertuin zijn zien ze de mevrouw en het meisje nog in de voortuin zitten. Snel lopen ze op de schimmelplek af en Yrsa’s hand gaat al naar haar kettinkje. Geconcentreerd draait ze aan de cijfers en steekt daarna haar handen weer uit

Hi! Praat je ook mee met postauthor?

Sharing is caring! Deel ook jouw ervaring of mening over dit onderwerp.

Pssst... Ben je er nog?

Er staan nog meer inspirerende verhalen op je te wachten! Maak nu gratis een account aan of log in om verder te gaan.

Nooit meer iets missen van Mamaplaats?

Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief!

Hi! Laat je ook een reactie achter bij Maartjemm?

Of praat mee en deel direct jouw ervaring of mening!

Heb je ook een verhaal of tips om te delen?

Start dan nu je eerste post! Een story, forumtopic of poll plaatsen kan ook.